De boekenplank van Déesse 6: Taal is Business van Frieda Steurs

Posted on 10 augustus 201621 november 2016Categories Communicatie, ZakelijkTags , ,

Ik pik een oude draad weer op, namelijk die van de boekenplank van Déesse-reeks. Onlangs las ik Taal is Business van Frieda Steurs. Taal is Business wil een antwoord bieden op de vraag waarom taal nu zo belangrijk is voor bedrijven en bij uitbreiding, voor de economie. Een interessante vraag, aangezien veel bedrijven het belang onderschatten van helder taalgebruik, zowel intern tussen collega’s en diensten, als extern ten opzichte van klanten en afzetmarkten.

Sterke punten

Wat positief is, is dat het boekt leest als een trein. Het kost je luttele uren om het uit te krijgen. Korte, krachtige zinnen geven bondig en duidelijk de achtergrond van de auteur mee. Inhoudelijk biedt het boek een heel breed overzicht van het belang van taal voor bedrijven en de economie. Het is opgebouwd rond een aantal thema’s en doorspekt met vele voorbeelden van hoe het kan en hoe het niet moet. Die opbouw draagt bij tot een vlotte lectuur.

Maar bovenal heeft Frieda Steurs de verdienste dat ze met al haar goede en slechte voorbeelden duidelijk weergeeft waarom taal nu precies zo belangrijk is voor de economie. Waarom Apple zo moeilijk voet aan de grond kreeg in de Aziatische wereld, terwijl IBM dankzij een doordachte taalstrategie veel gemakkelijker die markten penetreerde. Volgens Frieda Steurs begint alles met een duidelijke – eentalige – terminologie. Als je handleidingen in één taal al niet eenduidig kan opstellen door een gebrek aan terminologische duidelijkheid, wat wordt het dan in je meertalige communicatie? Een kleine ramp, inderdaad. Met verwarring en zelfs fouten tot gevolg. Bedrijven als Caterpillar ontwikkelden een geheel eigen woordenboek, precies om de communicatie binnen het bedrijf goed op de sporen te zetten, op zijn beurt de basis voor een heldere communicatie ten opzichte van derden, en dus klanten.

Het boek biedt bovendien ook een overzicht van een aantal talige opportuniteiten voor de ondernemers onder ons, netjes gepresenteerd op een dienblad. Neen, de taalindustrie is nog lang niet dood. Ook in onze sector wordt volop geïnnoveerd en geïnvesteerd.

Minder sterke punten

Het boekt vertoont wel een aantal minpunten, weliswaar op microniveau. Zoals ik hierboven al schreef, leest het boek als een trein, maar de auteur neemt daarbij her en der wel een binnenwegje. Los van de bijzonder jammere foute spaties (machine vertaling, Euronews uitzendingen, software toepassingen …) zet de auteur de lezer soms wat op het foute been. Als we even kijken naar de sector die ik het beste ken, namelijk die van de vertaling, dan merk ik toch een paar vreemde dingen op.

Vertaalcapaciteit

De auteur stelt zo onomwonden dat een vertaler 2700 woorden per dag kan verwerken. Zonder enige nuance is dat een gevaarlijke stelling. Inderdaad, 2700 woorden is vaak haalbaar. Soms haalt een vertaler zelfs meer dan dat: 3500 à 4000 is een niet zo uitzonderlijke dagprestatie. Maar veel hangt af van het soort van tekst, van de moeilijkheidsgraad. Er zijn dagen waarop een vertaler maar 1500 woorden haalt. Literaire teksten, slecht opgestelde handleidingen, teksten die bijzondere beperkingen vergen (bijvoorbeeld publicaties, wegens plaatsgebrek) zijn even zovele factoren die het vertaalproces soms aanzienlijk vertragen. Een vertaalklant die Taal is Business leest, kan er abusievelijk van uitgaan dat een vertaler in alle omstandigheden een kleine 3000 woorden per dag kan vertalen. Quod non.

Frieda Steurs maakt terecht ook gewag van CAT-tools en waagt zich aan een beknopte uitleg over de werking van deze vertaalhulpmiddelen. Let wel, CAT-tools mag je niet op één hoopje gooien met machinevertaling (of automatische vertaling). CAT-tools vertalen niet zelf, tenzij de vertaler een stuk tekst ooit manueel heeft vertaald en heeft opgeslagen in zijn vertaalgeheugen, en de CAT-tool dat automatisch terugvindt. Een CAT-tool is dus geen (of beter: niet noodzakelijk) een ‘Google Translate’! Waar Frieda Steurs wel een beetje uit de bocht gaat, is in haar bewering dat een vertaler zijn vertaalgeheugen spekt via alignering. De term is misleidend. Via alignering vul je een vertaalgeheugen inderdaad aan, maar dan wel omdat je een bestaande vertaling die nog niet in het geheugen zit, als het ware koppelt aan de originele tekst. Wanneer je eenvoudigweg vertaalt met een CAT-tool, dan aligneer je strikt genomen niet. Een CAT-tool haalt gewoon alle zinnen uiteen en biedt de vertaler voor elke zin (‘segment’ genoemd) de mogelijkheid om zijn vertaling toe te voegen. Voor een boek dat hamert op terminologische eenduidigheid kan zoiets wel tellen, me dunkt.

Conclusie

Behalve een paar ruwe randjes, is het een heel toegankelijk en leesbaar boek, met een uitgebreid en nuttig overzicht van de taalindustrie anno 2016.